franfotoblog

10 | 7 | 2022
206

Piraatjes

Dit moet toch het meest eigenaardige spelletje uit m’n jeugd zijn geweest. Alleen voor jongens. Half doormidden gescheurde sigarettendoosjes die als kaarten werden gebruikt. Je kon ze op straat vinden en meteen gebruiken. 

Het kon zomaar opduiken, niemand wist wanneer het seizoen begon. Opeens waren er twee jongens mee bezig en dan was het begonnen. Je moest een flinke stapel van dit soort halve sigarettenhulzen bezitten om mee te kunnen doen. Je legde zo’n kartonnetje op een tegel en je tegenstander legde daar snel zijn kaartje bovenop. De stapel in je hand was zo gekeerd dat je niet wist welke kaart bovenop lag, als die opeens overeenkwam met die van de ander, was de hele stapel voor jou. 

Het aantal soorten sigarettenmerken met kartonnen schuifhulzen was beperkt en dat hield het spel overzichtelijk. Van deze vier afgebeelde merken was ‘Senior Service’ het onbekendst. Mijn vader rookte ‘Capstan’ sigaretten, waardoor ik altijd wat voordeel had. Toch jammer om ze ook weer kwijt te raken. 

Het waren eigenlijk alleen maar Engelse hulzen die gebruikt werden, Lucky Strike, Camel of Pall Mall waren verpakt in papieren wikkels. Ze kwamen van ver weg en hadden niet zulke betoverende namen als ‘Golden Fiction’ of ‘Miss Blanche’. In de beschrijvingen van dit spel op het Internet (“Playeren” bijv.) kom ik de variant die in Alkmaar gespeeld werd niet tegen. Bij ons was het merk ‘Pirate’ het meest populiar, het was de joker, als je daar een helft van op de stapel legde mocht je óók alles hebben. Zelf verzonnen? 

Zou het spel net na de oorlog zijn ontstaan? De goedkoopte van de ‘kaarten’ door dat doormidden knippen of scheuren, het zuinige hergebruik en die eigenschap dat het alleen Engelse doosjes waren, doen daar allemaal aan denken.

Het ‘Pirate Cigarettes’ hulsje op de foto, werd ontdekt tijdens een verbouwing in Den Bosch. Alsof je een muur weghaalt.

6 | 7 | 2022
205

Lezen is vurrukkulluk

Remco Campert was overleden, ik vroeg me meteen af hoe ik me daarbij voelde. Bij andere schrijvers nooit gehad. Een grotere band? Niet alleen omdat hij ooit een foto van me in een competitie uitkoos, maar ook omdat ik de laatste maanden veel van zijn columns heb gelezen. Hoe schreef hij ze? 

Wat zouden ze bij zijn uitgever De Bezige Bij doen? Toen ik de bocht van de van Miereveldstraat omging, leek de halve straat gevuld met vlag. De grootste die ik ooit zag, hing halfstok en krulde zich in een mild briesje. Een vriendelijke dame kwam het gebouw uitlopen om er ook wat opnames van te maken. Ze vertelde dat hij in 1945 gebruikt was om de bevrijding te vieren, het begin van de uitgeverij. Na 77 jaar zag ik er pas drie stoplappen in zitten. 

De eerste keer dat ik een foto van Remco Campert zag, was op het achterblad van het boek van Johan van der Keuken uit 1955: “Achter Glas”. In diepdruk, het mooiste fotoboek over verliefdheid. Campert schreef er o.a. deze tekst voor: 

“Buitenshuis wachten de straten op de warme druk van je voetstappen, de zwarte agenten op hun trage, steile fietsen maken plannen voor volgend voorjaar als ze je zien, de trams weigeren te rijden zolang je niet op straat bent, de winkels wachten op je lachende gezicht, de stad hangt zijn vlaggen uit en vrolijkheid wappert langs de gevels. Waar je je vertoont, komt de stad onverhoeds tot leven en dat is een vleiende gedachte, maar je hebt nauwelijks de tijd om er bij stil te staan. Thuis, in een van jou ontdane kamer, rinkelt de telefoon als een bezetene, maar je bent er niet. Waar je dan wel bent? O, dat kan overal zijn. Wanneer je thuis komt? Nu of straks, niemand kan het zeggen.” 

Ik moest verder, het leek wel Campertdag; goedgevulde terrassen, een jongen kuste zijn moeder en de boeksorteerders bij de Locatie en Rataplan hadden zijn boeken een prominente plek gegeven. Op de Buyskade lag een vrouw in de zon op een bankje te lezen.

3 | 7 | 2022
204

L'Ancien Régime

Het is 1954. Bij Presses de la Cité in Parijs rolt de nieuwe roman van Georges Simenon, “Crime Impuni” van de persen. Op het achterblad staat een foto van studio Harcourt: “Georges Simenon, aujourd’hui”. Midden in de koude oorlog. 

Zó zag het licht van de film-noir periode er uit. Het bijzondere van Harcourtfoto’s is de hoge professionaliteit in hun belichtingen en de bijna onzichtbare retouche. Als je wat was in Frankrijk, dan ging je naar Harcourt. Dat soort mensen leefden in een andere wereld. Waar een gewone man zijn hoed afnam als hij ergens binnenkwam, hielden zij die juist op. Lak aan etiquette, teveel aardse rompslomp. Zo zaten ze schijnbaar achter hun typemachines om koortsachtig de ene na de andere succesthriller voort te brengen. Halfgoden zonder schaduwen, zonder verleden. Harde jongens met vlinderdasjes. 

Eigenlijk klopt er niets van die belichting. Overal de suggestie van duistere zaakjes, maar alles blijft goed zichtbaar. De rand van een hoed gebruik je om anoniem te blijven. Daar zorgt een slagschaduw voor. Zeker als je onder een lantarenpaal of in een portiek staat. Maar Harcourt wil ook laten zien wie Simenon zelf is. Ze zetten er een extra lichtje op, onder die klep. Die hele hoed is eerder sierlijker dan praktisch, Sam Spade en Philip Marlowe zouden zich er sissies mee hebben gevoeld. Dit is halfbakken, de Franse slag. 

Alle onscherpte moet de mystiek vergroten. Er is gefocust op het aangezicht, maar bij Simenon konden ze niet om z’n pijp heen. Die ziet er flink geretoucheerd uit. Te strakke lijntjes als hoge lichten reflecties. Rook laten zien en tegelijk de onontstoken tabak, dat is van twee walletjes eten. Dat rooksliertje is er later ook ingeschilderd.   

Dit is een hardgekookte heer vol illusies. Een jager op niet bestrafte misdaad.

29 | 6 | 2022
203

When the Baby smiles

Net wakker, nog een beetje duf op weg naar de bakker. Even wachten voor het stoplicht op de Ceintuurbaan. Kijk wat in de rondte. Bij de Bestseller winkel staan de briefkaartenmolens altijd vroeg buiten. In het midden hangt een wenskaart met een babyfoto er op. Plotseling lijkt alles op z’n kop te staan. Wat een impact! 

Bij de bakker kan ik nog niet meteen worden geholpen. De broodverkoopster is net bezig om één van de bakkers iets op haar telefoon te laten zien. Vast beelden van het hotel en de streek waar ze later op vakantie gaat. Maar het zijn foto’s van de baby van haar dochter. Ik vraag haar hoe die aantrekkingskracht toch zo onontkoombaar kan zijn. Zij heeft dat met alles wat klein en kwetsbaar is, zegt ze; mensen of dieren, ze smelt meteen. 

Als ik weer terugfiets weet ik alvast één ding zeker, ik moet die kaart hebben en er lang naar kijken om er achter te komen waarom dit zo aangenaam aanvoelt, het m’n dag weer goed maakt. Ik bekijk andere babyfoto’s op het Internet, maar aan deze kunnen ze niet tippen. Er is teveel door de makers aan toegevoegd; mutsjes, gebaartjes, lakentjes en zelfs kleine kunstgebitjes. Te popperig, dierenliefhebbers kunnen dat ook niet laten. Ze willen iets toevoegen dat overbodig is. 

Deze baby straalt al genoeg plezier uit. Zou het kind zich al bewust zijn van het effect daarvan? Nee, dat is mijn vooringenomenheid. Zijn te grote bol op dat kleine lijfje zonder nek, maakt het nog vrolijker. Maar het grootste plezier zit in het rechteroog, het trekt net iets meer samen dan het linker. Dat staart iets meer. 

Wat een prachtig kind. Als ik niet oppas krijg ik kietelneigingen. 

Maker onbekend.