Niets aan
Vrouwen in totaal witte bodystockings, catsuits of bodysuits kom ik niet vaak tegen. Die zogenaamde totale ontkenning van je lijf. Daarom m’n verbazing over een meisje dat er zo bijliep, op de pont. Honderddertig jaar geleden ging dat er iets minder openbaar aan toe.
In een ondeugende uitgave uit 1895, “Le Panorama / Paris La Nuit”, staan portretten van danseressen, actrices en prostituees van de demi-monde die te zien waren in de Moulin Rouge, Le Casino de Paris en de Folies Bergère. Ook veel snorren en hoge hoeden.
“The demi-monde does not represent the crowd of courtesans, but the class of declassed women. It is divided from that of honest women by public scandal, and divided from that of the courtesans by money.” – Marlene Dumas.
In irisdruk komen in het boek droomachtige fantasieën over vrouwen voor. Foto’s van Léopold Reutlinger, ‘Professeur Stebbing’, Paul Nadar en Fèlix Nadar zelf, in zachte, verlopende tinten van blauw naar roze, of oranje naar grijs. Vierkleurendruk bestond nog niet.
Alles met circusachtige aankondigingen: ”Juliette Ferny dans la valse déshabillée!”. Of “Delinnières in “Les Coulisses de l’Olympia, ou l’art de préparer les tableaux vivants”. In vijf opeenvolgende foto’s met de climax in de cirkel. Ook te zien: “Diane Degaby dans le maillot de Vénus”, in een witte bodystocking. Maar door de vele retoucheringen in het boek lijkt het eerder of ze is dichtgeschilderd.
Helemaal bloot was taboe, overal hangt wel een lapje voor of over, de laatste sluier moest verdwijnen in jouw fantasie. Je krijgt wel een overzicht, maar ziet eigenlijk niets. Als dat niet opwindend genoeg was lag het aan jezelf. Niets aan te doen.
Met liefde
Foto Wim van der Linden | Vormgeving Leendert Stofbergen, De Bezige Bij, 1965Hallo?
Soms roepen teksten in beeld verkeerde associaties op. Door films weten we dat je een tekst die je hoort of leest, van iemand komt die centraal in beeld staat en z’n mond beweegt. Zo zou hier dan een zwart gekleurd tablet een welkomswoord, een begroeting of vraag hebben laten horen. Ik stel me er een metalen stemgeluid met echo bij voor. Een foto maakt geen geluid, dus de toon kan vriendelijk, neutraal of uitnodigend zijn. Het woord ‘Hallo’ in vragende vorm kan ook negatief overkomen. Je gebruikt het als iemand niet goed genoeg naar je luistert of als je het niet gelooft wat die ander zegt. Een open mond, wenkbrauwen omhoog en een hand achter je oor versterken dat.
Dit is de meest oorspronkelijke telefoontaal. Toen Stanley in 1871 na veel ontberingen in de binnenlanden van Afrika eindelijk Dr. Livingstone ontmoette, kwam z’n typisch Engelse begroeting niet veel verder dan: ”Dr. Livingston, I presume?” Vijf jaar later vroeg Alexander Graham Bell patent aan voor de telefoon. Om de verbinding te bevestigen voor een beller, stelde Thomas Edison voor dat met het woord ‘Hullo’ te doen, en niet het ‘Ahoy’ waar Bell zelf mee kwam. ‘Ahoy’ klinkt iets langer en doet eerder denken aan grote afstanden, stemverheffing of mannen in streepjestruien. Behalve in Rotterdam natuurlijk.
Ik ben nog niet zo gewend aan de liggende houding van zo’n telefoon. Het gebaar doet altijd denken aan iemand iets aanbieden of laten zien. Goede omgangsvormen en begrip zorgen dan dat niemand zo’n telefoon dankbaar overneemt of er wat bewonderende woorden aan besteedt. Het: “En wat heb je nog meer gekregen op je verjaardag?” ligt dan op de loer.
Voor mij is dit beeld met deze tekst in ieder geval het meest minimale dat ik me voor kan stellen bij visuele communicatie. Hoe zouden we hier over tien jaar naar kijken? Ja, hállo!