Majestic Pictures
De fotogeschiedenis wordt ook gevormd door technische ontwikkelingen. Apparatuur en chemie veranderden voortdurend. En daarmee onze blik. Dat gaat gepaard met vallen en opstaan. Ik kreeg een ongemakkelijke gevoel toen ik voor het eerst foto’s van Hitler in kleur zag, die niet waren ingekleurd. Of amateurfoto’s uit de zeventiger jaren toen iedereen in verbruinde interieurs verbleef.
Deze foto’s komen uit een tijd dat goedgevulde kapsels, spijkerbroeken van Lois (“for girls and boys”), of samen met Mick Jagger op de bank zitten heel gewoon was. Ik had de omlijsting van m’n ramen in bruin en de sponningen in geel geschilderd. Natuurlijke kleuren waren toen een trend.
En ronde hoekjes waren kenmerkend voor ‘snapshots’. Kwam vriendelijker over. Net zoals de creditcard nu. Een streepje lijm achterop maakte dat je ze zo in een album kon plakken. Je hoefde alleen maar de papierstrip met de opdruk: “Magestic Picture from Technicolor® film” los te trekken. De herinnering aan de niet goed gefixeerde afdrukken uit de begintijd van de fotografie komt naar boven, of de tijd dat foto’s in kleurbaden portee kregen.
Maar dit lijkt toch iets anders. Dit kom ik te vaak tegen op rommelmarkten. Doet denken aan een productieproces dat nog niet helemaal op dreef was, maar toch al draaide. Deze verkleuring is niet ontstaan door de tijd, maar is altijd zo geweest. Moest er snel een oplossing worden gevonden om de enorme stroom amateurfoto’s in die tijd machinaal te kunnen verwerken? Of probeerde de firma ‘Magestic’ het zo goedkoop mogelijk te doen? Waarom klanten dit accepteerden zou misschien te maken kunnen hebben met de emotionele waarde. Of was het toch de tijdgeest?
Geel en bruin blijven ze.
Op goed geluk
Soms is het beter om maar niet door je camera te kijken als je fotografeert. De aangeleerde maniertjes om iets in beeld te brengen vervallen dan; een neutrale machine doet het werk. Niet altijd tot volle tevredenheid, maar dat wist je van te voren. Als alles wel klopt, was het geluk met je die dag. Had het leven zin.
Een latere bekijker zal het niet opvallen, jij bent de enige met dit verschrikkelijke geheim. Slordig werken met prima resultaten. Toen men in 1961 ‘een wasmand’ met negatieven van Breitner (1857-1923) had gevonden, daalde onmiddellijk zijn werk in aanzien. Een schilder die naar foto’s werkte was niet je ware. Wat er op die glasplaatjes te zien was, moet als mislukt zijn overgekomen. Bewegingonscherptes, fouten in sluitertijden en diafragma’s, of scheve horizonnen, het leek zo’n beetje wandelend gemaakt, alsof het schetsen waren. Geheugensteuntjes om gauw te vergeten, was toen de opinie.
Natuurlijk zal Breitner zelf ook raar hebben opgekeken dat dit werk z’n tijd ver vooruit was. Dat ligt ook aan andere ontwikkelingen, zoals de opkomst van de televisie. Een duur en precies medium. Of de wat statische beelden die er al van Amsterdam waren. Na alle humanistisch getinte fotografie van net na de oorlog, was men weer aan iets puurs en rauwers toe, leek het. Met Gary Winogrand die fotografeerde om te zien hoe de wereld er op foto’s uitziet en John Szarkovsky’s: “This is the essence of modern photographic seeing: to see not objects but their projected images”, werd ook de manier waarop het gefotografeerd is belangrijk. Bij Breitner is dat rauw, hij werkte alleen voor zichzelf. Zijn tijdgenoten zouden ook moeite met dit werk hebben gehad.
Doordat ik niet door de zoeker keek lijkt Domela Nieuwenhuis zo van zijn sokkel te vallen. Past wel bij de dynamiek van zijn denken en persoonlijkheid.
Een man en zijn fan
Ik kon dit niet laten liggen, het moest mee naar huis, vroeg om nader onderzoek. De foto had een lichte beschadiging, was door iemand van het glas losgetrokken. Een beroemde en beruchte man en een aanminnige vrouw poseren alsof ze iets met elkaar hebben. Het betere rode loper-werk.
De man kijkt wat afwezig, alsof het hem overkomt, hij er geen moeite voor gedaan heeft. Hij glimlacht beroepsmatig, het wordt van hem verwacht. Het gehaaide, jongensachtige in zijn trekken maakt hem aantrekkelijk, hij weet het. Daar wil je bij horen. Zij knijpt haar ogen tot spleetjes en trekt haar mondhoeken naar achter om een rij prachtige tanden te laten zien. Ze knikt met haar hoofd iets naar links, om er zeker van te zijn dat hij haar niet afschermt. En tegelijk uitstraalt: ”is het geen schatje?” Maar “het is niet wat je denkt”, of het “hèbbes” zit er ook in.
En rokkenjager en zijn willoze prooi? Eerder omgekeerd, zonder haar was deze foto er nooit geweest. Ze zijn niet per ongeluk tegen elkaar opgebotst, zij nam het initiatief. Dat ze de dertiende in een dozijn was die dag, is hier niet aan af te zien.
Essentieel is hier het gebruik van de flits. Je kijkt naar iets dat zich anders in het donker had afgespeeld. Het suggereert het aan het licht brengen van een intiem moment, alsof de fotograaf ze betrapte. Ze is even gelukkig, dat is op een foto voor eeuwig.
Niet voor lang. Het ontluisterende einde van deze foto, hier in Amsterdam in een schoenendoos ergens onder een tafel in een enorme uitdragerij, geeft me het gevoel dat hij dit afdrukje nooit heeft gezien. Misschien wilde zij er later niets meer van weten. Zag ze het als een bevlieging van dat moment, un coup de foudre.
De foto, met het plakglas, is later opnieuw in een wat groter lijstje gedaan. Achterop staat nu in viltstift: “Ngawang, age 22 - India” (Tibet).