Tintin
Wim Noordhoek heeft ooit gezegd: “Er komt geen eind aan Kuifje”. Wat valt daar nog aan toe te voegen? Voor na-oorlogse jongens, zoals ik, een fantastische ervaring om aan de volwassen werkelijkheid te wennen. Je zou zomaar zelf Kuifje kunnen zijn.
Tot in het midden van de zeventiger jaren dit soort jongens hun nagetekende Kuifjes zelf gingen uitgeven. Ze lieten hun held nu alles overkomen dat door God en Vaderland verboden was. Het gevoel om van de keurige kanten van Kuifje verlost te zijn, moet een opluchting zijn geweest.
Na de dood van Hergé werd duidelijk dat er verder geen nieuwe Kuifjes meer op de markt zouden verschijnen. De handel heeft zich verplaatst naar driedimensionale beeldjes van de personages uit de albums. Ook een vorm van verering.
In de Jan van Galenstraat vond ik een variant. In de traditie van de Afrikaanse kunst om van alles te maken uit oud blik, had iemand een replica van de albumcover van ‘Kuifje en het geheim van de Eenhoorn’ gemaakt. Om sleutels aan kunnen hangen of theedoeken.
Je kunt er aan zien wat de basisideeën voor die cover zijn geweest: een razende Haddock met hoed en verendos en geheven sabel. Kuifje schrikt ervan en Bobbie zet het op een lopen. Een lege fles verklaart al deze onrust. Het schilderij aan de muur is van een voorvader van Haddock. Hij draagt dezelfde hoed met pluimen. In het midden een ronde afbeelding, alsof je door een verrekijker kijkt, van een zeventiende-eeuws zeilschip: De Eenhoorn.
In deze versie vaart De Eenhoorn van rechts naar links en heeft Kuifje nu z’n latere blauwe trui aan i.p.v. z’n witte overhemd met blauwe stropdas. En z’n hoofd heeft iets ajuinerigs. Komt vast van de tegenvorm waar dit metaal overheen geklopt is.
De achterkant is gemaakt uit de mantel van een blik Diluente nitro 416, een verfverdunner.Thinner. De samenhang van -tin- met de Franse naam voor onze stripheld blijft me achtervolgen.