Spandoek
Protest van bewoners van de Nassaukade, die als doorgangsroute wordt gebruikt. Gezien op AT5, de nieuwszender van Amsterdam. Het past nog net op een éénpersoonslaken (130 x 200 cm).
Ik viel meteen voor het uiterlijk. Compact. Dansende letters, alleen maar kapitalen. Die zijn duidelijker en urgenter. Ook geen woord teveel, alleen ‘van’ zou je weg kunnen laten. Telegramstijl en toch beschaafd.
‘N’kade’ vind ik te kort door de bocht. Tevergeefs probeert die apostrof zich ertussen te wringen. Dit kun je alleen begrijpen als je op de Nassaukade zelf woont. Iemand uit de Lohmanstraat ontgaat dit. Als het woord “Geen” niet gebruikt was, hadden die vijf ontbrekende letters er nog wel bij gekund. Maar zonder ‘Geen’ is het teveel berusting. En zover is het nog niet. “Geen” is hier essentieel.
Het krijgt de meeste ruimte. Heeft meer wit, is ook iets groter. De ‘N’KADE’ mag van alles worden, maar GEEN afvoerputje. Daar zou ik een uitroepteken achter hebben gezet, of een streep eronder. Deze ontwerper heeft zich ingehouden, veel beter.
Slim om “Laat ons niet stikken” in groen te schilderen! Drie maal woordwaarde: voor het milieu, en zowel letterlijk als figuurlijk. Zij willen kunnen ademen, je voelt je meteen solidair.
Maar wat écht blijft hangen is de weerbaarheid. Ondanks de wapperende wind en strakgetrokken lakenpunten, ieder woord blijft leesbaar. Doet denken aan de belettering op de hoes van “Rubber Soul” van The Beatles. Hoe tekst naar een hoek kan worden gezogen en toch leesbaar blijft.
Letters houden stand in ieder bewind.
Voorgoed verdwenen
Waarom is deze foto ooit gemaakt? Waarom staat een jongen met een gitaar op de hoek van de straat? Had hij daar ook gestaan als hij een pijpsleutel of een verhuisdeken in z’n handen had gehad? Of is het die connectie met een straatmuzikant die alle kinderen betovert en ontvoert? Dan moet deze rocker nog een hoop leren.
Het pittoreske van dit binnenplaatsje, zoals het gemetselde boogje en de lantaren, doet eerder aan een familiekiekje denken; hier kan de buitenwereld niets mee. Je loopt met een vriend door de stad en wil foto’s van hem maken. Hier dan maar.
Er zit geen glamour achter. Z’n rechterhand maakt gitaarbewegingen, maar de linkerhand verdomt het dit te bevestigen. Ook niet doordat hij tijdens het spelen zomaar werd gefotografeerd. Hij vertegenwoordigt iets. De stand van z’n rechterbeen duidt eerder op berusting dan op gemak. Als zij het wil, vooruit dan maar.
Zij is Astrid Kirchherr (1938 - 2020), in 1960 een studente fotografie aan de Hamburgse kunstacademie. Ze heeft net The Beatles ontdekt, die een contract hebben op de Reeperbahn, en is verliefd geraakt op de bassist, Stuart Sutcliffe. Geen echte muzikant, wel een mooie jongen. Met ambities, hij moest en zou kunstschilder worden. Op haar foto’s zie je ook het veelzijdige van zijn uiterlijk. Hier iets van James Dean, dan weer een straatschoffie of een beatnik. Essentiëel is de haardracht. Rond 1960 zie je de kuif verdwijnen en valt het haar over je voorhoofd. Het ontkent dat je net van je Harley bent gestapt.
Kirchherr maakt de eerste echt professionele foto’s van The Beatles. Ze zet de toon voor de komende jaren. Ze gaf ze een status. Geen brallerige nozems meer, maar zelfverzekerde muzikanten die hun vak ernstig nemen. Banden met de Franse cultuur. Het haar, de lederen jacks en de coltruien. Ze wilden serieus worden genomen.
Altijd een sterk element in je werk. Klanten zijn daar gevoelig voor. Kirchherr was een pionier in de popfotografie.
Fotografie Astrid Kirchherr [met dank aan Max Kisman]Fiat 450
Gekocht bij Stichting ‘Loods Kringloopwinkel’ in ‘s-Hertogenbosch. Houten, verzilverde lijst. Waarde: 30 eurocent. Een trofee, komt er in me op. Volgens Kramers’ woordenboek ook bekend als ‘tropee’ in de betekenis van “zegeteken, bestaande uit buitgemaakte wapenen, vaandels enz.”
Door zijn houding is dit een praalwagen. Een beetje ongemakkelijk, zo op zo’n podium, gauw hand in zak. Poseren zoals mannen in Afrika naast gedood, groot wild. Ik concentreer me op zijn glimlach. Beetje branieachtig.
Is het zijn trekker of is hij een tractorfan? De Fiat 540 Special is een krachtige en lichte machine, ideaal voor het meeste werk op het land. Niet echt imposant om er naast te staan. Meer om de sentimentele waarde. Is het de eigenaar of de reparateur? Veiligheidsriemen liggen los; gaat ie weg of komt ie net terug? Door de houding en mimiek denk ik het laatste. We mogen weer aan de slag.
Bij amateurfoto’s staat het hoofdonderwerp altijd in het midden. Geen misverstand over het gebodene. Die trekker mag dan wel drie keer zo groot zijn; hij is de baas. Daarom die arm over de motorkap.
De realiteit komt van die drie mannen op rechts. Zich niet bewust van dit stukje geschiedenis. Want het lag niet voor niks in die tweederonde winkel; dit is historie, de hoofdpersoon is dood of het bedrijf gestopt. Dit was het bewijs, weg ermee.
Ik had wel willen weten welke naam er op die schuur stond. Net boven de uitlaatpijp hangt een plaquette. Misschien “Linquenda”: “Eens moeten wij deze aarde verlaten, ons huis” (Horatius).
Fotograaf onbekend