Heinrich Kühn 2
Witte wolken, witte zomerhoeden en witte japons. Hoe zomers wil je het hebben? Liggend in een duinpannetje misschien, of uitrustend na een vermoeiende bergwandeling. Je hebt nog een hele zomer voor je. Maar ik ervaar meer dan dat.
Ik hoor Jack Bruce zingen in zijn ‘Theme for an imaginary Western’:
“When the wagons leave the city
For the forest and further on
Painted wagons of the morning
Dusty roads where they have gone”
Of, nog beter, Ian Dury in zijn “Hit Me with Your Rhythm Stick”:
“In the Dock of Tiger Bay
On the road to Mandalay
From Bombay to Santa Fe
Over the hills and Faraway”
Overal ter wereld wil hij aangeraakt worden door dat kloppende gevoel dat muziek teweeg brengt. Dat ‘Over the hills and Faraway’ laat hij als een echte crooner in zijn zang prachtig wegsterven. Je ziet het voor je. Die haal je nooit meer in, je blijft alleen achter, de karavaan trekt verder. Het gras zal altijd groener zijn aan de andere kant van de heuvels.
Wat een geluk dat de eerste vrouw op de foto, die uit de aarde omhoog lijkt te komen, er bij is. Zo is het een stoet in beweging. Als de achterste vrouw alleen was geweest had ze me voorgoed achtergelaten. Nu is ze in gezelschap, ze moeten verder.
In ‘Les choses de la vie’(1970) van Claude Sautet draait het eigenlijk maar om één gegeven; waar moet je aan denken als je verongelukt bent? Hoe kan het leven doorgaan, terwijl jij hier langzaam maar zeker op je eentje doodgaat?
Heinrich Kühn 1
Mijn vriend Gerard Brugman mailde me dat hij naar de tentoonstelling ‘A New Art: Photography and Impressionism’ was geweest, in het Barberinipaleis in Berlijn. In het persbericht heeft het Museum deze kleurenfoto van Erich Kühn gebruikt. Wat een vondst.
De verzadigde kleuren, de scherpte/onscherpte, de kleding en de positie van de fotograaf vertellen me wat je in het Paleis zou kunnen zien. Neem het bijzondere standpunt van Kühn, plat op de grond. Monumentaler kan niet, hij kijkt tegen deze vrouw op. Ze lijkt aan hem voorbij te gaan.Voor het eerst worden vrouwen afgebeeld met een eigen vrije wil. Vroeger waren dat godinnen, nu hebben ze een wandelstok om hun weg over bergen te vinden. Het zijn geen slachtoffers meer die om ons medeleven vragen, zoals de aangeslagen pièta’s of hopeloze vissersvrouwen langs de branding van weleer. Een nieuwe eeuw wacht, vol beloftes.
Ik vond meer foto’s met actieve vrouwen van hem. Misschien heeft ze haar wandelstok gelaten voor wat ze was en komt nu van de bergtop afgedenderd met haar vriendin, zoals je vroeger de vrije val kon imiteren. Uitgelaten als loslopende honden, het zgn. 'uitdollen'. Als het fout ging kon je je altijd nog laten vallen, maar voor even leek het op zweven.
Die rechter vrouw doet denken aan hoe Yves Klein zestig jaar later, in zijn fotomontage ‘Le Saut dans le Vide’, uit de bosjes sprong. Ik zie er bevrijding in. Passend in de begintijd van de eerste feministische golf en de sufragettes, zoals Emily Pankhurst. Denk aan die historische foto waar ze letterlijk door een Bobby van de grond getild, in bedwang wordt gehouden en afgevoerd. Heeft nog niets aan kracht verloren. Sommige stervelingen kunnen vliegen, al is het maar door de tijd.
Madame Feu & Mr Cool
Een vrouw hangt tegen een kleed. Ik voel de pijn van haar gespannen nek, er kan nog net een glimlach af. Als je naar haar vingers kijkt, valt op hoe gekunsteld ze haar handen in elkaar heeft gevlochten. Is ze verlegen of heeft de fotograaf dit op z’n geweten? Ze is klein, haar voeten raken de grond niet.
Edith Piaf bij Irving Penn in 1948. Die periode wordt in Engeland en Amerika omschreven met ‘austere’. Volgens het woordenboek: “Straf, Streng, Stuurs, Sober en Wrang”. Penn maakte toen in z'n studio portretten op twee manieren. Je werd in een nauwe hoek gewrongen of kwam terecht op een wat vaal stuk vloerbedekking waar de draden en pluizen nog omheen lagen. Een karig soort apenrots. Alsof ze uit de klei getrokken wordt; ‘Et Dieu créa la Femme’. Naoorlogse eenvoud en benauwenis.
Piaf trad voor het eerst alleen op in New York en was meteen een sensatie, zoveel drama, pathos en theatraliteit waren de Amerikanen niet gewend. Ze stond stokstijf in een zwart jurkje in een enkel spotlight, en bewoog alleen haar handen. De ingehouden expressie kwam van haar gezicht. Haar accent is soms deftig en dan weer gepassioneerd, ze slurpt taal naar binnen en spuugt haar weer uit. Ze maakt even een hulpeloze indruk en is dan weer een furieuze volksvrouw.
Al dit geweld bezoekt de meest koele Voguefotograaf in zijn studio op 80 West 40th Street. Hij legt haar neer als een kostbaar kleinnood, op fluweel lijkt het. Een koningin die haar mantel heeft laten vallen. Normaal houdt hij z’n camera recht naar voren, dit moet een van de weinige keren zijn dat we op z’n model neerkijken. De volle lengte, om te laten zien hoe klein ze eigenlijk is. En hoe groots.