Uit een kartonnen kinderkoffertje 2
Een dagje naar het strand. Er is een schip aangespoeld, dus camera mee. Zomaar zitten op het zand achter prikkeldraad en een bordje: “Verboden Toegang volgens het zeeregelement art.3 “. De jongen op rechts maakt een foto met zijn Kodak Instamatic. Niemand lijkt zich bewust van het gevaar aan de horizon. ‘Jaws’ avant la lettre.
Ik zie ook verschillende lagen. De puurheid van een witte zandvlakte. Vier ramptoeristen zonder bagage, keurig ingedeeld tussen paaltjes. De samenhang en tegelijk ontkenning tussen dichtbij en veraf, en groot en klein. De nabijheid van zo’n schip dat je alleen maar uit de verte kent. De overeenkomst met foto’s van jachttrofeeën.
Vreemd dat dit gezelschap zich liever naar de camera richt dan waar zij voor gekomen zijn. En opvallend dat de fotograaf meer zand dan hemel op de foto wilde. Groot gelijk; het zand heeft het schip eigenlijk doen stranden, zo wordt het een science-fiction landschap waar alles mogelijk is. Een vale kiel kan hier zelfs stuifzand suggereren.
Ik zag voor het eerst hoe groot zulke schepen waren toen ik zes jaar was. Bij Bergen aan Zee was de ‘Katingo’ gestrand. De anders hoge toppen van het duinlandschap aan het eind van de Zeeweg waren ineens zandhoopjes, als je ze vergeleek met wat er in de verte bovenuit stak. Hetzelfde gevoel als ik cruiseschepen langs de Amsterdamse skyline zie glijden.
Dit is de ‘Wang Chu’ die in 1973 strandde bij Castricum aan Zee. Na een poging het schip recht te trekken kwam het nog vaster te liggen. Nadat er brand was uitgebroken werd het in stukken gezaagd en verdween het als schroot in De Hoogovens.
Uit een kartonnen kinderkoffertje 1
Als ik ze in deze volgorde zet, ontstaat er iets dat niet de bedoeling is. Alsof de tweede foto uit de eerste voortkomt. Dan lijkt het alsof die vrouw zich klaarmaakt voor een volgende ontmoeting, na de vorige leeg en uitgewoond achter zich te hebben gelaten. Te veel Italiaans. Jezelf opmaken is ook teruggetrokken met iets anders bezig zijn. Die weet echt niks over een lege auto. En dan nog.
Misschien dat de bestuurder even het veld in is, om iets te controleren. Die auto staat hier toevallig, voor een trotse eigenaar was een foto van de grille interessanter geweest. Typisch model, ik vraag het even aan Hans Aarsman, die weet alles. Het blijkt een Peugeot type 304, “maar dan de tweede serie met een rechte achterkant”. De neus en achterbak verschillen eigenlijk niet veel van elkaar. Je zou net zo goed vooruit, als achteruit kunnen rijden met dit model. De voorruit verschilt niet veel van de achterruit.
Die foto van die dame is intrigerender. Hoe komt ze daar terecht? Nergens een bushokje. Een zitje langs de rand van een veld vind je niet zo snel. Dat stoeltje moet meegekomen zijn met het vervoer. Er zit intimiteit in dit beeld, deze vrouw kende de fotograaf. Het zou een model kunnen zijn dat zich nog even opmaakt voordat ze de rol van een in het veld werkende boerin gaat spelen. Of de tijd gebruikt tijdens het wisselen van een voorwiel. Wat moet je anders?
Privé in het openbaar is spannend omdat je het gevoel krijgt iets te zien dat niet voor jouw ogen bedoeld is. En het wordt er nog beter op als je snapt dat dit alleen maar een toneelstukje is dat voor jou wordt opgevoerd. Teveel toeval. Ik val voor die knieën.
La mort des saisons
Ik dacht meteen aan die titel toen ik deze foto’s nam. Maar waar kwam dat vandaan? In de verte hoorde ik een liedje van Charles Aznavour. Ging dat niet over dat het triest was in Venetië? Maar wat had dat, “J’ai deux bouteilles de vrai Muscadet” daar mee te maken? Daarna daalde de melodie: 'ta da - ta da - dadam'.
Meer wist ik niet, maar dat zinnetje over die flessen bleef maar doorzeuren. Omdat er enig trots uit sprak en dan die Muscadet. Wijn voor beginners. Er zat verloren hoop in, Charles had het over z’n eerste verliefdheid. Dat ging diep, je hoorde het aan die extra tragiek in z’n stem. Ik stelde me een strandtenthouder voor over een verloren seizoen, of een souvenirverkoper die de schepnetten voor volgend jaar weer opbergt.
Dan herhaalt die melodie zich: ‘ta da - ta da - dadam’, om weer verder te gaan met de eenzaamheid, na het afbreken van al dat geluk. Ik kijk er, 'Charles Aznavour Chante en - Multiphonie Steréo - Album no 2' op na. Die titel “Trousse - Chemise” trekt m’n aandacht, omdat ze niets blootgeeft over de inhoud, wat bij Aznavour niet zo vaak voorkomt. Vandaar misschien? Dat is ‘m.
Om een verbrokkeld, lekker smartelijk beeld te schetsen laat ik de computer een Nederlandse vertaling geven die er niet om liegt:
“Il pleut sur la plage des mortes saisons
Het regent op het strand van de dode seizoenen
On coupe le bois, le bois de la cage
We hakken het hout, het hout van de kooi
Où mon cœur trop sage était en prison”
Waar mijn te wijze hart in de gevangenis zat
Doek.
Katrien
Een harde wet in de theaterwereld is dat je nooit echt alles moet geven in een voorstelling: “Always keep them coming back for more”. Het werk van Katrien de Blauwer doet me daaraan denken. Ik blijf altijd nieuwsgierig naar haar collages.
Afsnedes begrenzen een beeld. Dat is niet waar we naar streven, we willen natuurlijk alles. Ik kan makkelijk een kop bij dit schouderstuk bedenken. Zo wordt de voorstelling gedeeltelijk ook de mijne. In een tekst haalt ze Anaïs Nin aan: “We don’t see things as they are, we see them as we are”.
Ze maakt collages van oude tijdschriftfoto’s. Veel mode en film; glamour. Je kunt ze zien als herinneringen aan vergeten momenten. Maar wel elegante momenten. Deze vrouw zou een Kate Moss-achtig gezicht kunnen hebben, zo tussen een vrouw en een meisje in. Dat licht op dat loshangende haar accentueert een zekere ongebondenheid.
Katrien de Blauwer gebruikt het gegeven dat een deel ook iets zegt over het geheel. Zoals een parfumluchtje iets kan suggereren, al is het maar voor een moment. Nooit opdringend, maar onzichtbaar en verrijkend. Iets dat je een seconde ervoor nooit had verwacht en daarna niet meer vergeet.
Dat afsnijden veroorzaakt een zekere anonimiteit, zoals balkjes voor ogen bij verdachte personen. Bij haar werk ervaar ik dat juist als het ultieme intieme.
Loshangende muurverfbladders in een versleten, haveloos douanekantoor in Antwerpen aan de Kaai, waar ik voor het eerst drie collages van haar zag. Het ontsteeg de romantiek van een bouwval, er was iets nieuws geboren in een oud jasje.