franfotoblog

28 | 4 | 2024
389

Kuifje op kamers

In mijn onderbewuste wemelt het van afbeeldingen van foto’s, schilderijen of tekeningen. Wat is dat toch?

Zoals Simon Carmiggelt hele zinnen uit ‘Kees de Jongen’ kon citeren, zit ik in een Kuifjeskeurslijf. Voor m’n verjaardag kreeg ik van Hans Boerrigter een beeldje van Kuifje die z’n jas aantrekt. Uittrekken zou natuurlijk ook kunnen, maar dan zou hij ergens overhaast aan willen beginnen; niet des Kuifjes. Hij heeft wel haast, maar vergeet z’n jas niet als hij de straat op gaat. Tenzij het heel warm is.

In de geest van Hergé zijn dit soort poppetjes exacte replica’s van scènes uit zijn verhalen. Je vraagt je meteen af, uit welk boek komt dit? Hij is nog in plusfours. Vanaf 'Kuifje en de Picaro’s' uit 1976, draagt hij een broek met rechte pijpen. Moet dus van daarvoor zijn. De regenjas is van het model trenchcoat. Rond de tweede wereldoorlog de jas voor detectives en journalisten.

Het plaatje waar dit beeldje naar verwijst moet rond die tijd zijn getekend. Hij is kennelijk thuis, heeft een idee en wil meteen naar buiten. Pas in het zesde album ‘Het Gebroken Oor’ (uit 1937) zien we dat hij ergens woont. Aan het spaarzame meubilair en de altijd aanwezige oudere vrouwen met bezemstelen, moet dat ‘op kamers’ zijn geweest.

Eerdere avonturen beginnen meteen in het buitenland, deze handeling geeft me het gevoel dat het in België is. Ik denk opeens aan de Brusselse rommelmarkt op het Vossenplein, heel Brussels. Kuifje koopt daar een replica van een zeilschip waarmee het verhaal van ‘Het Geheim van de Eenhoorn’ uit 1943 begint. Er is geen album waarin zoveel bij de hoofdpersonen naar binnen en buiten gelopen wordt als in dit album. Ik tel zo al zestien plaatjes; op pagina 12 is 't het vijfde.

24 | 4 | 2024
388

Parkparade

Geen idee wanneer deze foto gemaakt is. Ergens in de twintiger jaren, het ‘Parkhotel’ beantwoordt m’n mailtjes niet. Misschien omdat er nu ‘Seaside Hotel Leipzig’ aan toe is gevoegd? Het model auto is, zonder merk, ook niet makkelijk terug te vinden. Limousinemodel: Duits, Amerikaans? De paardenkoetsvorm zit er nog in.

Hoewel de foto in alle rust genomen lijkt, zie ik in de weerspiegeling op de auto en door de ramen achter de chauffeur, mensen staan kijken en gasten die door de draaideur het hotel binnengaan. De fotograaf heeft gewacht tot iedereen die er niet toe deed, uit beeld was. Het ging niet om de situatie voor dat hotel, maar om deze groep.

Er is de suggestie van ‘couleur locale’, zoals er nu nog foto’s in Volendam van toeristen in visserskledij worden gemaakt. Dit kwartet staat erbij zoals jagers bij een pas gedode prooi. Hun kleding heeft niets van lang onderweg zijn (overjassen?), de bagage die aan de achterkant van de auto is bevestigd, is te miniem voor vier mensen.
Als de auto van hen was hadden ze er wel in gezeten. Dit is meer; wij logeerden in het Park-Hotel. Van mijn grootouders ken ik ook zo’n foto, kennelijk gemaakt door een fotograaf voor hun hotel. Die net als bij onze rondvaartboten voor een souvenir kan zorgen.

De auto past precies tussen die zwarte welkomsborden, de koplamp blijft net binnen een deurlijst en het gezelschap is keurig apart ingekaderd. De fotograaf had de tijd om z’n toestel op de juiste plek op te stellen. Dat de foto (20x35 cm) op een stemmige ondergrond is geplakt, betekent dat ze ook door een van deze vier gekocht is. Als souvenir, zuinig bewaard, geen verbleking, nooit aan de muur gehangen. Net geen trofee, meer een herinnering waarvoor je niet erg lang kan blijven stilstaan.

21 | 4 | 2024
387

Vlinder

Opeens kwam ik dit nietige instrumentje weer tegen. Niet in de winkel te koop. Ooit zelf gemaakt van soepel grijs ijzerdraad en een uitgeknipt stukje zwart papier van een enveloppe waar je lichtgevoelig afdrukpapier in bewaarde.

Kijk nog steeds met enige vertedering naar de vouwtjes die nodig waren om het ijzerdraad door het papier te boren. Of dat krulletje dat moest voorkomen dat het er weer vanaf gleed. Primitief maar doelmatig. Meestal gebruikte ik de afgeronde vlinder, anders een rechtvormige om de hoekjes te bereiken.

Met een vlinder kon je plaatselijk de belichting ‘tegenhouden’. Tijdens de belichtingstijd hield je de vlinder boven plekken die met wat minder licht toe konden, omdat ze anders te donker op de afdruk zouden overkomen. Een beetje fladderen in het licht, vandaar de naam. Door je vlinder hoger of lager in de lichtbaan te houden kon je grotere of kleinere stukjes in de afdruk plaatselijk lichter houden. De tijd die je daar voor gebruikte ging bij mij altijd op gevoel. En als het was mislukt; nieuw vel op je vergrotingsbord.

Soms waren de tegen te houden stukjes op een negatief zo ‘dun’ dat je het uiterste moest doen om die plekken op de afdruk toch nog net wat tekening of dekking te geven. Het mocht ook weer niet te grijs worden. Het bleef gokken. Ik herinner me een doka-assistent die afdrukken tegen de groene lamp van de dokaverlichting drukte om zo’n plek plaatselijk te verwarmen en de ontwikkeling te versnellen. Er moest dan ook nog hard tegen geasemd worden. Zeer indrukwekkend, maar eigenlijk een paardenmiddel.