franfotoblog

12 | 5 | 2024
393

Schaamte

Als een jonge vrouw in een televisiereportage op straat even haar broek laat zakken, word ik onrustig. Er komen te veel signalen op me af. Heftige. In het tv programma ‘Nieuwsuur’ werd verslag gedaan van de pro-Palestina demonstratie van studenten en docenten van de Universiteit van Amsterdam.

Een onderdeel ging over het geweld dat de ME had gebruikt. Bij de eerste bezetting op het Roeterseiland was die hard opgetreden. Een jonge vrouw vertelde dat er met gummiknuppels ingeslagen was op mensen die de orde niet hadden verstoord en met hun armen omhoog geen weerstand boden. Om het resultaat ervan te tonen liet ze het gevolg zien. Waardoor was ik geschokt? Het ging om meer dan bont en blauw.

Allereerst het opkomen voor een goede zaak en hoe dat afgestraft wordt door een bende knuppelaars. Dan de moed van zo’n vrouw om zich daar aan bloot te stellen. Ik kan me niet voorstellen, hoe dat voelt als je zo’n dreiging voelt toenemen en je zelf machteloos bent. Terwijl je gelijk hebt.
Opvallend was de beheerste manier waarop ze hier verslag van deed. Geen felle aanklacht, geen verlangen om medeleven, eerder het constateren dat haar dit overkomen was.
Dan die ontkleding in het openbaar. Ergens deed het me denken aan het kaalscheren in 1945 van vrouwen die met Duitse soldaten waren omgegaan. Dit leek er op. Je moet blijkbaar een publiekelijke vernedering ondergaan omdat je diepste gevoelens of standpunten niet overeenkomen met iedereen.

Zo’n blote dij lijkt op een soort schaamteloosheid, maar deze vrouw was die schaamte voorbij; het was te erg wat er hier was gebeurd. Ik had het niet gedurfd.

Beeld: NOS/NTR
8 | 5 | 2024
392

Kwee nie

Ik heb hier maar twee foto’s van. Vrijmarkt op het NDSM terrein in Amsterdam Noord. Een spannende vlakverdeling, er schoof een vader met kind in beeld, en nog een, als keuzemogelijkheid.

Achteraf word ik hier onrustig van, altijd een goed teken. Het zit me niet lekker dat ik hier geen eenduidige betekenis aan heb kunnen geven. Het beeld is te gelaagd, te complex. Teveel elementen die niets met elkaar te maken hebben. Het plastic zeil dat in de wind wappert, kondigt een naderende hoosbui aan. De vader houdt het hoofd van zijn zoon te dicht tegen zijn lippen. Als je die aaneengelaste containers nooit hebt gezien, snap je niet hoe die aan elkaar kunnen blijven hangen. Dondert daar een trein naar beneden of is het een deel van een reuzenrad?

Achter het hoofdje van de zoon blijkt zich uitgestalde waar te bevinden. Er zitten mensen bij. Ik zie een pak bronwater en er liggen wat bananen of pannenkoekjes. Is dit een tentenkamp, festival of een AZC? Alles lijkt hier tijdelijk bijeen, de beschutting, de voorbijgangers die maar fragmentarisch te zien zijn, een hand die houvast zoekt aan een vlaggenmast, de provisorische constructie van zink, hout en zeildoek, masten met onbeduidende vlaggen in de wind, dan weer oranje vaantjes en overal dreigende onweerswolken.

M’n favoriete plek is boven aan die zinken drager van een marktstal, het echte knooppunt. Je ziet een groene klem die een plastic afdak op z’n plek houd en het oog van een donkergroen afdekzeil. En er staat prachtig gedempt en toch intens licht op een stuk aluminiumpijp. De hoofdrol is voor de rubberen draaiknop met witte restjes talkpoeder. Alsof je hiermee de beeldenstroom open of dicht kunt draaien. Ik ben er nog niet uit.

5 | 5| 2024
391

Dead Elvis

Dit is uit bewondering voor de schrijver Greil Marcus en de vormgever (Lisa Clark?) van de Harvard University Press. Het boek “Dead Elvis” uit 1991, opent met twee pagina’s tekst waarin maar drie keer de punt als leesteken gebruikt wordt:

INTRODUCTION

“Elvis Presley’s entry into public life came with such force his story was soon engraved into the cultural clichés that seemed to match it; the story became common coin because it already was. Birth in desperate rural poverty, a move to the city, a first record on a local label, unprecedented national and international fame, scandal, adulation; the transformation of a strange and threatening outsider into a respectable citizen who served his country without complaint, years spent dutifully making formulaic movies and unexiting music, marriage, fatherhood, a quiet life behind the walls of his mansion; then a stunning return, loud and vibrant; and then a slow, seemingly irresistible decline: divorce, endless tours as lifeless as his old films, news replaced by rumors of terrible things, and finally early death. The dates are familiar: 8 January 1935 for his birth, in Tupelo, Mississippi; 1954, for his first record, on the Sun label in Memphis; 1956, for his first appearance on the Ed Sullivan Show; 1968, for his comeback, on his own television special; 16 August 1977 for his death, at forty – two, at Graceland. The Names are familiar: Vernon and Gladys Presley, his parents; Jesse Garon, the twin born dead shortly ...”

Als je je boek opent met twee pagina’s integrale blokken tekst in een stevig korps, zonder inspringingen, dan schep je hoge verwachtingen. Het ”such force” uit de eerste regel in deze tekst wordt hier meteen in praktijk gebracht. Ik mag dat lef wel. Doet aan Elvis zelf denken in z’n SUN periode. Gelukkig weet Marcus dit ijzersterke niveau vast te houden bij dit toch wat meewarige onderwerp: hoe neem je afscheid van een koning. Met mystificaties, onwrikbaar geloof of een schop nageven? Op de cover een verwijzing naar dat negatieve en positieve beeld van ‘The King’.

Grel Marcus: Dead Elvis, A Chronicle of a Cultural Obsession, Harvard University Press 1991