Net niet helemaal
Het verlangen om achter de schermen te fotograferen. Om dichterbij het mysterie te komen, te zien waar de magie ontstaat. Eerst denk je het te kunnen documenteren. Dan wil je het interpreteren, met het gevaar dat het raadsel verdwijnt. Tenslotte gaat het vanzelf, word je er onderdeel van.
Je merkt dat je de mythe waar je eerst tegenaan keek, gedeeltelijk in stand wil houden door een zekere terughoudendheid, zonder de kijker van me te vervreemden. Geen doorgeefluik of dienstbaarheid zoals theaterfotografie anno 1946. Op zoek naar de grens tussen realiteit en theater.
Theaterfotografie is intieme fotografie. Iedereen mag zich anders voordoen dan hij is. Dat kan alleen als je elkaar vertrouwt. De introverte actrice die een sloerie speelt. Ze is pas goed als wij haar willen geloven. Alles werkt mee, het licht, decor en kostuums. Haar grime, mimiek, tekst en lichaamstaal. Als fotograaf heb je het makkelijk; alles staat voor je klaar. Nu nog dat ene bijzondere moment waarin alles elkaar versterkt.
In de kleedkamer verandert een man in King Lear, je ziet het in een spiegel. Daar een foto van maken gaat meer over grimeren dan transformeren. Misschien op weg naar de bühne dan, of net voor het opkomen? Lastig, je moet geluk hebben.
Je kunt het zoeken in de omgeving, een kleedkamerdeur die open staat, een schoenendoos die tijdens een repetitie dienst doet als schatkist, of een acteur die een kroon past. Het spannendste waren de voorbereidingen. Theater, maar nog net niet helemaal. Daglicht wat naar binnen sijpelt op een set. Acteurs achter het decor. Actrices die zich omkleden onder een brandtrap.
Spandoek
Protest van bewoners van de Nassaukade, die als doorgangsroute wordt gebruikt. Gezien op AT5, de nieuwszender van Amsterdam. Het past nog net op een éénpersoonslaken (130 x 200 cm).
Ik viel meteen voor het uiterlijk. Compact. Dansende letters, alleen maar kapitalen. Die zijn duidelijker en urgenter. Ook geen woord teveel, alleen ‘van’ zou je weg kunnen laten. Telegramstijl en toch beschaafd.
‘N’kade’ vind ik te kort door de bocht. Tevergeefs probeert die apostrof zich ertussen te wringen. Dit kun je alleen begrijpen als je op de Nassaukade zelf woont. Iemand uit de Lohmanstraat ontgaat dit. Als het woord “Geen” niet gebruikt was, hadden die vijf ontbrekende letters er nog wel bij gekund. Maar zonder ‘Geen’ is het teveel berusting. En zover is het nog niet. “Geen” is hier essentieel.
Het krijgt de meeste ruimte. Heeft meer wit, is ook iets groter. De ‘N’KADE’ mag van alles worden, maar GEEN afvoerputje. Daar zou ik een uitroepteken achter hebben gezet, of een streep eronder. Deze ontwerper heeft zich ingehouden, veel beter.
Slim om “Laat ons niet stikken” in groen te schilderen! Drie maal woordwaarde: voor het milieu, en zowel letterlijk als figuurlijk. Zij willen kunnen ademen, je voelt je meteen solidair.
Maar wat écht blijft hangen is de weerbaarheid. Ondanks de wapperende wind en strakgetrokken lakenpunten, ieder woord blijft leesbaar. Doet denken aan de belettering op de hoes van “Rubber Soul” van The Beatles. Hoe tekst naar een hoek kan worden gezogen en toch leesbaar blijft.
Letters houden stand in ieder bewind.
Voorgoed verdwenen
Waarom is deze foto ooit gemaakt? Waarom staat een jongen met een gitaar op de hoek van de straat? Had hij daar ook gestaan als hij een pijpsleutel of een verhuisdeken in z’n handen had gehad? Of is het die connectie met een straatmuzikant die alle kinderen betovert en ontvoert? Dan moet deze rocker nog een hoop leren.
Het pittoreske van dit binnenplaatsje, zoals het gemetselde boogje en de lantaren, doet eerder aan een familiekiekje denken; hier kan de buitenwereld niets mee. Je loopt met een vriend door de stad en wil foto’s van hem maken. Hier dan maar.
Er zit geen glamour achter. Z’n rechterhand maakt gitaarbewegingen, maar de linkerhand verdomt het dit te bevestigen. Ook niet doordat hij tijdens het spelen zomaar werd gefotografeerd. Hij vertegenwoordigt iets. De stand van z’n rechterbeen duidt eerder op berusting dan op gemak. Als zij het wil, vooruit dan maar.
Zij is Astrid Kirchherr (1938 - 2020), in 1960 een studente fotografie aan de Hamburgse kunstacademie. Ze heeft net The Beatles ontdekt, die een contract hebben op de Reeperbahn, en is verliefd geraakt op de bassist, Stuart Sutcliffe. Geen echte muzikant, wel een mooie jongen. Met ambities, hij moest en zou kunstschilder worden. Op haar foto’s zie je ook het veelzijdige van zijn uiterlijk. Hier iets van James Dean, dan weer een straatschoffie of een beatnik. Essentiëel is de haardracht. Rond 1960 zie je de kuif verdwijnen en valt het haar over je voorhoofd. Het ontkent dat je net van je Harley bent gestapt.
Kirchherr maakt de eerste echt professionele foto’s van The Beatles. Ze zet de toon voor de komende jaren. Ze gaf ze een status. Geen brallerige nozems meer, maar zelfverzekerde muzikanten die hun vak ernstig nemen. Banden met de Franse cultuur. Het haar, de lederen jacks en de coltruien. Ze wilden serieus worden genomen.
Altijd een sterk element in je werk. Klanten zijn daar gevoelig voor. Kirchherr was een pionier in de popfotografie.
Fotografie Astrid Kirchherr [met dank aan Max Kisman]