Bakfiets & bakvis
Toen ik bij de Pride grachtentochten op de hoek van de Prinsengracht en de Rozengracht onder de Westertoren stond, dacht ik even aan George Hendrik Breitner, die hier ooit een dienstbode had gefotografeerd.
Ze moet bijna op dezelfde plek hebben gelopen als waar nu de man met die bakfiets stond. Ik stel me altijd voor dat George, al fotograferend, op weg was naar zijn woning aan de Bloemgracht. Altijd op zoek naar volkse vrouwen met een uitstraling, moet hij heel gelukkig zijn geweest met dit dienstmeisje.
Niet alleen door de perfecte compositie maar ook doordat ze net door een zonnestraal loopt. De leegte om haar heen benadrukt haar hoofdrol. Ze heeft het uniform dat bij haar dienstbetrekking past en ze is onderweg voor een kleine opdracht. Het moet dringend zijn geweest; deze kleding is niet voor buitenshuis. Bijna alle dienstmeisjes die ik heb gekend kwamen niet uit de stad waar ze werkten. Om zo over straat te gaan in een grote stad, moet een vrijgevochten gevoel hebben gegeven; ze had een functie én werk.
In “Kees de Jongen” van Theo Thijssen komt Kees in die tijd, vanuit de Jordaan, ook vaak langs de Westerkerk. Altijd gestuurd om een boodschap, zoals het afbetalen van een lening in de Raadhuisstraat of het innen van een openstaande rekening op de Weteringschans. Soms zelfs “helemaal achter het Vondelpark”. Kees maakt zich altijd druk over wat voorbijgangers allemaal wel niet van hem zullen denken en hoe hij z’n gedrag daar bij aan kan passen. Maar in z’n dromen doet hij toch gewoon waar hij zelf zin in heeft.
Dit meisje lijkt er geen last van te hebben, te veel in gedachten. Ze fronst, heeft rimpels op haar voorhoofd. Het kan het zonlicht zijn of enige bezorgdheid om haar smetteloze witte schort op straat niet te besmeuren. Die malle schilder met z’n camera heeft ze nooit gezien.