franfotoblog

20 | 3 | 2024
378

The Kiss

Françoise Delbart staat op straat en laat ons haar foto zien. Achter haar voorbijgangers, passerende auto’s en een groot gebouw. Aan de gevel hangen gekleurde letters: “Paris 2021”. De ‘S’ en de ‘2’ zitten aan elkaar vast, zodat ze een hart vormen.

Michel Legrand schreef het liedje 'Paris was made for lovers' in 1971, maar die reputatie bestond al veel langer. Ik lees net hoe Hans Warren al rond 1950 in die stad op zoek is naar ruige avonturen met Noord-Afrikaanse jongens. Films uit die tijd: ‘Moulin Rouge’ van John Huston (1952) en ‘An American in Paris’, Vincente Minelli (1951). Parijs was na de oorlog een oord waar volgens Amerikanen ‘alles’ kon.

Die vrijmoedigheid wordt ook uitgedrukt op deze zwart/wit foto van Robert Doisneau. Hoofdpersonen zijn Françoise Delbart en haar toenmalige verloofde Jacques Carteaud. Bij het Amerikaanse tijdschrift LIFE wilde men een serie van kussende Parijse paartjes en benaderde Robert Doisneau, de meest ervaren straatfotograaf in Parijs. Maar hij durfde het niet aan om kussende mensen op straat te fotograferen. Hij gebruikte modellen. LIFE drukte iets door dat in Parijs niet zomaar kon. Om dat te verhullen gebruikte Doisneau onscherpte. Alsof het een stiekeme toevalstreffer was.

Zijn standpunt is achter een man aan een cafétafeltje op de Rue de Rivoli; het lijkt of jezelf op dat terras zit en dit meemaakt. De verstilling van de kus wordt versterkt door de ‘herrie’ er omheen, zoals de bewegingsonscherpte van voorbijgangers en het verkeer. Niemand heeft iets in de gaten. De geliefden gingen helemaal op in elkaar. ‘The Kiss’ heeft dan wel eeuwigheidswaarde, met Françoise en Jacques was het na negen maanden al weer voorbij. Maar de mythe blijft.

Foto: Eric Feferberg / Getty Images
17 | 3 | 2024
377

Trots

Schilderijenzolder van ‘De Lokatie’ aan de Distelweg, Amsterdam.

Wij willen het onmogelijke. Onze vorsten moeten niet teveel van ons verschillen, net even iets boven ons staan. Toegankelijkheid suggereren en toch iets gereserveerds houden. Dat straalde van Erwin Olaf’s koningsportret uit toen ik het tussen die lege lijsten, foto's en schilderijen zag staan.

Een lesje in heldere fotografie. Geen bijbetekenissen, hier staat iemand. Hij lijkt licht af te geven, zoals iedere god, als je naar de achtergrond kijkt. Om die grootsheid  te versterken heeft Olaf z’n toestel iets omhoog gehouden. We moeten tegen deze man opkijken. Eerst een koning, dan Willem Alexander. Z’n uniform neemt meer dan de helft van het totale beeld in beslag. Het optisch midden bevindt zich op de hoogste rij onderscheidingen. Daardoor ontkom je niet aan een gevoel van voornaamheid voordat je bij dat hoofd uitkomt. Of het zit in je ooghoeken als je kijkt naar de manier waarop hij lacht. Het rechteroog afstandelijk en het linker wat timide vriendelijk. Olaf moet een juiste snaar hebben geraakt bij Zijne Majesteit; ik denk dat die twee elkaar wel mochten.

Het valt me nu pas op hoe dun de rand van de linkerhelft van z’n witte vest onder die rokjas te zien is. Een iets meer naar beneden gezakte linkerschouder en het was een zwart gat geweest. Olaf moet hem hierop attent hebben gemaakt. Of heeft het erin gefotoshopt.

Stom eigenlijk dat ik ‘m heb laten staan.

13 | 3 | 2024
376

Rood riempje

Bezoekers fotograferen tijdens een tentoonstelling, lekker makkelijk. Leunen op andermans werk. Iedereen denkt dat je de kunst fotografeert.

De eerste foto’s die ik zo tegenkwam, waren gemaakt door Eva Besnyö in het Stedelijk Museum in de zestiger jaren. Naast de samenhang tussen een kunstwerk en een toeschouwer, zie je nergens de ‘humor’ die je bij dezelfde foto's uit die tijd ziet. Haar foto’s hadden meer de boodschap: bezoek eens een museum.

Zo’n erfenis belast me niet om toch foto’s te blijven maken als ik een tentoonstelling bezoek. Op de ‘MOØD(e)’ tentoonstelling van Anton Corbijn in het Cobramuseum hingen lekker grote afdrukken. Je kon afstand houden. Ik volgde deze grijze dame af en toe omdat ze contrasteerde met het jongere publiek, waar zijn werk eigenlijk voor gemaakt lijkt. Maar ook vanwege dat rode riempje.

Voor de foto van Annie Lennox ontstond er iets dat mooi mengde. De verhouding tussen de grootte van twee mensen was uit balans. Annie keek mij wat schattend aan en leek me ter verantwoording te roepen. Ze had me wel in de gaten, leek de vrouw te beschermen. Hun jassen vloeiden in elkaar over. Er moest een stukje passe partout van Anton bij om ze weer los van elkaar te kunnen zien. Doordat ze naar een andere foto keek leek dit eerder op een pose ‘en profil’. Het rode riempje maakte het af. Dank, Anton!