franfotoblog

29 | 8 | 2020
27

Steek uw licht op bij Donker

Iets onbegrijpelijks voor een kind zijn de afspraken tussen volwassenen. Hoe kan een auto door een letter rijden? En waarom? Wat betekent BOVAG eigenlijk? Moet iedereen “bovaggen”? Waarom die koplampen aan? Of die haast? Op de vlucht? 

Iedereen die rond 1956 vanaf de Centrale Hemweg Amsterdam binnenreed, passeerde  op links de houthandel Donker. Als het donker werd gingen er lichten aan onder hun slagzin: ‘Steek uw licht op bij DONKER’. 

Een herinnering. De geheimzinnigheid van ‘s nachts per auto onderweg te zijn. Dat moest nou eenmaal, ook al ging het tegen tijd, gewoontes of regels in. Zoals piloten in de oorlog ook altijd ‘s nachts bombardeerden. Gelukkig was er één houvast, de BOVAG, dat zag je aan die dikke letters. Misschien zoiets als de Wegenwacht. 

Want deze borden hingen alleen maar bij garages. Er stonden in het hele land schijnbaar altijd en overal bovagmannen voor je klaar. Zelfs als je zo’n haast had dat je los van de grond was gekomen en door een nauwe hoepel was gevlogen. De tekenaar had die stofwolkjes er voor de vaart bijgetekend. Raar model, die auto. 

De Bovag werd in 1930 opgericht. Een nummer van het blad van de Bond van Automobielhandelaren en Garagehouders uit 1937 heeft als logo al de auto die door de letters heen rijdt. En die lichtblauwe kleur. Het is de kleur van veiligheid en betrouwbaarheid. Later gevolgd door VVD, KLM of AH. Andere Bovag kleuren, zoals groen (motorrijders) en geel (tractoren) geven een ander gevoel. 

Dit ontwerp geeft weer wat de automobilist zelf voelt. Het avontuurlijke onderweg zijn, niet het reisdoel. Eigenaardig dat de letters theatraal aangelicht blijven, terwijl de lichtbron al gepasseerd is. En er zijn geen schaduwen. Alsof je door de lucht rijdt. Er gebeuren ‘s nachts dingen waar je geen weet van hebt.

26 | 8 | 2020
26

Net niet helemaal

Het verlangen om achter de schermen te fotograferen. Om dichterbij het mysterie te komen, te zien waar de magie ontstaat. Eerst denk je het te kunnen documenteren. Dan wil je het interpreteren, met het gevaar dat het raadsel verdwijnt. Tenslotte gaat het vanzelf, word je er onderdeel van. 

Je merkt dat je de mythe waar je eerst tegenaan keek, gedeeltelijk in stand wil houden door een zekere terughoudendheid, zonder de kijker van me te vervreemden. Geen doorgeefluik of dienstbaarheid zoals theaterfotografie anno 1946. Op zoek naar de grens tussen realiteit en theater. 

Theaterfotografie is intieme fotografie. Iedereen mag zich anders voordoen dan hij is. Dat kan alleen als je elkaar vertrouwt. De introverte actrice die een sloerie speelt. Ze is pas goed als wij haar willen geloven. Alles werkt mee, het licht, decor en kostuums. Haar grime, mimiek, tekst en lichaamstaal. Als fotograaf heb je het makkelijk; alles staat voor je klaar. Nu nog dat ene bijzondere moment waarin alles elkaar versterkt. 

In de kleedkamer verandert een man in King Lear, je ziet het in een spiegel. Daar een foto van maken gaat meer over grimeren dan transformeren. Misschien op weg naar de bühne dan, of net voor het opkomen? Lastig, je moet geluk hebben. 

Je kunt het zoeken in de omgeving, een kleedkamerdeur die open staat, een schoenendoos die tijdens een repetitie dienst doet als schatkist, of een acteur die een kroon past. Het spannendste waren de voorbereidingen. Theater, maar nog net niet helemaal. Daglicht wat naar binnen sijpelt op een set. Acteurs achter het decor. Actrices die zich omkleden onder een brandtrap. 

20 | 8 | 2020
24

Spandoek

Protest van bewoners van de Nassaukade, die als doorgangsroute wordt gebruikt. Gezien op AT5, de nieuwszender van Amsterdam. Het past nog net op een éénpersoonslaken (130 x 200 cm). 

Ik viel meteen voor het uiterlijk. Compact. Dansende letters, alleen maar kapitalen. Die zijn duidelijker en urgenter. Ook geen woord teveel, alleen ‘van’ zou je weg kunnen laten. Telegramstijl en toch beschaafd. 

‘N’kade’ vind ik te kort door de bocht. Tevergeefs probeert die apostrof zich ertussen te wringen. Dit kun je alleen begrijpen als je op de Nassaukade zelf woont. Iemand uit de Lohmanstraat ontgaat dit. Als het woord “Geen” niet gebruikt was, hadden die vijf ontbrekende letters er nog wel bij gekund. Maar zonder ‘Geen’ is het teveel berusting. En zover is het nog niet. “Geen” is hier essentieel. 

Het krijgt de meeste ruimte. Heeft meer wit, is ook iets groter. De ‘N’KADE’ mag van alles worden, maar GEEN afvoerputje. Daar zou ik een uitroepteken achter hebben gezet, of een streep eronder. Deze ontwerper heeft zich ingehouden, veel beter. 

Slim om “Laat ons niet stikken” in groen te schilderen! Drie maal woordwaarde: voor het milieu, en zowel letterlijk als figuurlijk. Zij willen kunnen ademen, je voelt je meteen solidair. 

Maar wat écht blijft hangen is de weerbaarheid. Ondanks de wapperende wind en strakgetrokken lakenpunten, ieder woord blijft leesbaar. Doet denken aan de belettering op de hoes van “Rubber Soul” van The Beatles. Hoe tekst naar een hoek kan worden gezogen en toch leesbaar blijft. 

Letters houden stand in ieder bewind.