Meiden, Bootjes & Pizza
Op de brug over het Zuider Amstelkanaal zit een goed draaiende pizzeria. Herfst 1992 bestelde ik er een Cipolla. Ui, kaas en tomaat. Simpeler kan het niet. Nog steeds m’n favoriet.
Aan het water hebben ze een extra toegang: ‘Pizza bestellen hier bellen’. Erg aantrekkelijk voor mensen die rond zeven uur hongerig zijn geworden van uitputtende tochten door de Amsterdamse grachten. Vroeger betekende hier bellen, hier aanbellen. Nu bel je vanaf je bootje. Hoeveel wachtenden er voor je zijn merk je pas als je aan wil meeren. Dat kan soms vijf rijen dik zijn. Prinsengracht concerten achterna.
Het ziet er spectaculair uit, ik zag gisteren een jong echtpaar zich op de oever in stoeltjes nestelen om het allemaal maar mee te maken. Natuurlijk krijgen naast de bootjes, ook de opvarenden veel aandacht. Schaars geklede meiden en ontblote jonge heldenborsten in veel te grote sloepen varen op en af. Zwaar motorgeronk bij het wegvaren en de enthousiaste uithalen onder de brug ernaast verhogen het plezier.
Als buurtbewoner word je het ook wel eens zat, iedere dag koninginnedag. Denk aan Venetië. Er is maar één methode om dit ongenoegen bij mij te stoppen. Wachten tot het hutje mutje ligt, er een schip met iemand in bikini bij ligt en de lichtverdeling de hoofd van de bijzaken laat scheiden. En dan alles met een telelens flink in elkaar drukken.
Het helpt niet, vanavond zijn ze er weer. Het blijft warm.
Driemaster
Het duurde even voor ik het door had. In m’n koelkastje had een zeeslag plaatsgevonden.
Het water kleurde bloedrood terwijl een enorme driemaster langzaam naar de bodem zonk. Of was de brand zo hevig dat het zelfs onderwater niet te blussen viel?
Het was te laat om nog opvarenden van een onafwendbare verdinkingsdood te redden. Met man en muis vergaan. Gelukkig hield de schroefdeksel van ‘Bon Maman’ lawaai en stank tegen.
Het wordt tijd die ingemaakte vijgen op drank maar eens op te maken.
Onweerlegbaar en onuitstaanbaar
Deze boekband moet ooit een papieren omslag hebben gehad. Zonder afbeelding, hoop ik stiekem. Zo is het al streng genoeg. Via ViaLibri krijg ik het antwoord: op de wikkel stond een getekende vlag, in potlood, als ondergrond voor deze titel. Prijs rond de honderd euro. De handelaar die het aanbiedt heet Schorniputzi. Mmmm.
De letter is Gotisch. Gemaakt om respect af te dwingen. Alsof wat hier staat in steen is gebeiteld en al eeuwen geldig is. Geen ontkomen aan. Een nadeel van Gotische letters is hun onleesbaarheid. Zeker als er kernachtige koppen nodig zijn. Daarom zijn de D, G en P hier versierd, zoals Middeleeuwse initialen.
De grote aantrekkingskracht van zo’n eenduidige titel is de suggestie dat je na het lezen van dit boek nooit meer bang hoeft te zijn dat je ook maar iets verkeerds doet. Alsof je in dit leven maar twee woorden hoeft te onthouden: gebod en plicht. En het Vaderland, niet te vergeten.
Je beroepen op eenvoud doe je het best in crisistijd. Iedere nuance is dan ongewenst. Korte lijntjes. Zoals een president die honden op protesterenden loslaat. Hebben de honden het gedaan.
Ondanks die hypnotiserende titel, vind ik de herhaling een zwakte. Ieder gebod heeft iets plichtmatigs, iets onafwendbaars en is daardoor verstikkend. Ook al heeft de ‘h’ in ‘Pflicht’ de schijn van zwierigheid, ik ben niet overtuigd.
Ergens in de verte roept de waarschuwende stem van Peer Mascini in Hauser Orkater’s "Zie de mannen vallen": “Der Schein trügt nicht”, schijn bedriegt niet. Ze menen het.
“Das Gebot der Pflicht” - Werner Mühe,
Roman aus Deutschlands schwersten Tagen.
Büchergilde Gutenberg, Berlin 1940.