Universeel
"Imitation is the sincerest form of flattery that mediocrity can pay to greatness" – Oscar Wilde.
In een documentaire zag ik David Hockney een reeks etsen maken en realiseerde me hoe lastig het is om de invloed van voorgangers te vermijden. Hij noemde die reeks "The Blue Guitar". In de ondertitel: "Etchings By David Hochney Who Was Inspired By Wallace Stevens Who Was Inspired By Pablo Picasso". Maar je kon Rembrandt er ook nog in terug zien. We staan op de schouders van reuzen.
Ik heb ooit m’n vriendin gefotografeerd op de manier waarop Anton Corbijn dat toen deed. Daarna met die kennis verder gegaan. Een van de redenen wat Corbijn groot maakt, vind ik, is dat hij zijn schatplichtigheid t.o.v. anderen ook gewoon liet zien. Lichteffecten à la William Klein, een foto van een jonge zangeres in de sfeer van een portret van Louise Brooks, de vervorming van David Alan-Tu; hij onderzocht alles.
De foto van Eva Besnyö uit 1931 van een zigeunerjongetje met een cello op z’n rug laat niets te raden over; het is geen technisch hoogstandje, gaat niet over een schokkende gebeurtenis en klaagt niet aan. Het heeft de onschuld van een amateurfoto. Je herkent jezelf er in. De symboliek van iets te groots op je schouders nemen, een lange weg te gaan, graag gauw volwassen willen zijn of het muzikale wonderkind onderweg, bijna iedereen kan zich hier zelf in herkennen. Of het nou in een film is die over een vioolbouwer gaat of als nagetekende versie uiteindelijk in een uitdragerij belandt.