Parijs 1954
Stond ik er maar weer. Op de coverfoto van Ihei Kimura’s boek over Parijs is de ochtend net begonnen, er hangt nog een lichte nevel. Hier valt een wereld te ontdekken. De eerste zonnestralen in je nek. Wat een introductie.
Parijs is de fotografiestad bij uitstek. Het laat meer dan andere steden een hoop aan de verbeelding over. Ik moet altijd even onder de Eifeltoren staan, maar heb nooit zin om naar boven te gaan. Zoals iedere oude dame houdt de stad haar imago intact, alsof ze nooit lijkt te veranderen. Totdat ik dit boek zag, Parijs als jongere vrouw.
In 1954 werkten er weinig straatfotografen in kleur. Te duur; dat kon totdantoe hoofdzakelijk in de reclame. Bovendien was de 10 ASA-waarde te laag voor snel reportagewerk. Kimura had van de firma Fujicolor 50 rollen film meegekregen, maar de verleiding om dus vooral kleurige onderwerpen te kiezen bedwong hij. Het ging hem meer om de inhoud.
Doisneau en Cartier Bresson hebben hem geholpen bij het uitzoeken van interressante locaties, maar je ziet dat hij daar uiteindelijk zijn eigen draai aan geeft. Wat vindt een Japanner in die tijd nou typisch Frans?
Hoe ze over straat lopen of op een terras zitten. Zonder opsmuk. Je ziet het aan zijn timing; hoe tikt een vrouw haar sigaret af terwijl er een Martini asbak voor haar op het terrastafeltje staat? Très chique, ze kijkt hem aan vanachter haar zonnebril en praat rustig verder met de man naast haar.
Of er loopt een kleine, gezette vrouw over straat in een rode jurk. Vast handgemaakt. Ze lijkt omgeven door vrouwelijke bodyguards. Haar hoofd is te oud voor haar korte lijf, maar ze kijkt hem aan met een zekere arrogantie; had je wat? Winogrand avant la lettre.
Parijs en haar inwoners komen trots als verarmde adel op Kimura’s foto’s over, in deze naoorlogse periode. Nergens grandeur, maar zoals het er toen echt uitzag. In kleur!