Paraplu
Ik deed m’n kantelraam dicht en wou naar bed, het was half een. De kade was uitgestorven. Opeens zag ik bij de opgang naar de brug in de verte vaag een vrouw op het gras zitten, er stond een rolkoffer naast haar.
Als dat maar goed afloopt, ze mag natuurlijk overal zitten op dit tijdstip, maar waarom zit ze daar, dacht ik. Ze wilde duidelijk alleen zijn, bleef recht voor zich uitkijken en als er iemand dichtbij uit een auto stapte, maakte ze geen aanstalten zo iemand aan te spreken. Andersom ook niet, trouwens.
Hoe zou een foto ervan er in dit zwakke licht uitzien? Je zou bijna niets kunnen zien dan een vage menselijke vorm, een schim met een rood jasje en die koffer. Wel geheimzinnig, passend bij de duisternis. Ze zou een silhouet zijn, ik zou niemand benadelen. Maar wat moest ik er verder mee?
Meteen nadat ik wakker was ben ik naar het raam gelopen, zou ze er nog zitten? Nu lag er een open paraplu op straat en stond er een lege drankfles naast. Ze zou nog steeds onder die paraplu kunnen zitten. Maar dan zou ze bijna op de stoep zitten, die vorige plek vlak bij het water was beter geweest. Dit had ze vast achter zich gelaten.
Als je van dit beeld uit zou gaan, zou het dan voldoende zijn om iets van dit verhaaltje te snappen? Een veelkleurige open paraplu en een lege fles ernaast. De elementen van alleen willen zijn en een fles drank wegwerken, zaten er wel in. Iemand had hier ‘s nachts op de grond iets moeten beslissen, was opgestaan en verder gegaan. Het waren de kleuren op die paraplu die me toch wat optimistisch stemden. Zeker met al die regenboogvlaggen in de buurt.