franfotoblog

6 | 3 | 2022

Madame Feu & Mr Cool

Een vrouw hangt tegen een kleed. Ik voel de pijn van haar gespannen nek, er kan nog net een glimlach af. Als je naar haar vingers kijkt, valt op hoe gekunsteld ze haar handen in elkaar heeft gevlochten. Is ze verlegen of heeft de fotograaf dit op z’n geweten? Ze is klein, haar voeten raken de grond niet. 

Edith Piaf bij Irving Penn in 1948. Die periode wordt in Engeland en Amerika  omschreven met ‘austere’. Volgens het woordenboek: “Straf, Streng, Stuurs, Sober en Wrang”. Penn maakte toen in z'n studio portretten op twee manieren. Je werd in een nauwe hoek gewrongen of kwam terecht op een wat vaal stuk vloerbedekking waar de draden en pluizen nog omheen lagen. Een karig soort apenrots. Alsof ze uit de klei getrokken wordt; ‘Et Dieu créa la Femme’. Naoorlogse eenvoud en benauwenis. 

Piaf trad voor het eerst alleen op in New York en was meteen een sensatie, zoveel drama, pathos en theatraliteit waren de Amerikanen niet gewend. Ze stond stokstijf in een zwart jurkje in een enkel spotlight, en bewoog alleen haar handen. De ingehouden expressie kwam van haar gezicht. Haar accent is soms deftig en dan weer gepassioneerd, ze slurpt taal naar binnen en spuugt haar weer uit. Ze maakt even een hulpeloze indruk en is dan weer een furieuze volksvrouw. 

Al dit geweld bezoekt de meest koele Voguefotograaf in zijn studio op 80 West 40th Street. Hij legt haar neer als een kostbaar kleinnood, op fluweel lijkt het. Een koningin die haar mantel heeft laten vallen. Normaal houdt hij z’n camera recht naar voren, dit moet een van de weinige keren zijn dat we op z’n model neerkijken. De volle lengte, om te laten zien hoe klein ze eigenlijk is. En hoe groots.