Lezen is vurrukkulluk
Remco Campert was overleden, ik vroeg me meteen af hoe ik me daarbij voelde. Bij andere schrijvers nooit gehad. Een grotere band? Niet alleen omdat hij ooit een foto van me in een competitie uitkoos, maar ook omdat ik de laatste maanden veel van zijn columns heb gelezen. Hoe schreef hij ze?
Wat zouden ze bij zijn uitgever De Bezige Bij doen? Toen ik de bocht van de van Miereveldstraat omging, leek de halve straat gevuld met vlag. De grootste die ik ooit zag, hing halfstok en krulde zich in een mild briesje. Een vriendelijke dame kwam het gebouw uitlopen om er ook wat opnames van te maken. Ze vertelde dat hij in 1945 gebruikt was om de bevrijding te vieren, het begin van de uitgeverij. Na 77 jaar zag ik er pas drie stoplappen in zitten.
De eerste keer dat ik een foto van Remco Campert zag, was op het achterblad van het boek van Johan van der Keuken uit 1955: “Achter Glas”. In diepdruk, het mooiste fotoboek over verliefdheid. Campert schreef er o.a. deze tekst voor:
“Buitenshuis wachten de straten op de warme druk van je voetstappen, de zwarte agenten op hun trage, steile fietsen maken plannen voor volgend voorjaar als ze je zien, de trams weigeren te rijden zolang je niet op straat bent, de winkels wachten op je lachende gezicht, de stad hangt zijn vlaggen uit en vrolijkheid wappert langs de gevels. Waar je je vertoont, komt de stad onverhoeds tot leven en dat is een vleiende gedachte, maar je hebt nauwelijks de tijd om er bij stil te staan. Thuis, in een van jou ontdane kamer, rinkelt de telefoon als een bezetene, maar je bent er niet. Waar je dan wel bent? O, dat kan overal zijn. Wanneer je thuis komt? Nu of straks, niemand kan het zeggen.”
Ik moest verder, het leek wel Campertdag; goedgevulde terrassen, een jongen kuste zijn moeder en de boeksorteerders bij de Locatie en Rataplan hadden zijn boeken een prominente plek gegeven. Op de Buyskade lag een vrouw in de zon op een bankje te lezen.