Kuifje op kamers
In mijn onderbewuste wemelt het van afbeeldingen van foto’s, schilderijen of tekeningen. Wat is dat toch?
Zoals Simon Carmiggelt hele zinnen uit ‘Kees de Jongen’ kon citeren, zit ik in een Kuifjeskeurslijf. Voor m’n verjaardag kreeg ik van Hans Boerrigter een beeldje van Kuifje die z’n jas aantrekt. Uittrekken zou natuurlijk ook kunnen, maar dan zou hij ergens overhaast aan willen beginnen; niet des Kuifjes. Hij heeft wel haast, maar vergeet z’n jas niet als hij de straat op gaat. Tenzij het heel warm is.
In de geest van Hergé zijn dit soort poppetjes exacte replica’s van scènes uit zijn verhalen. Je vraagt je meteen af, uit welk boek komt dit? Hij is nog in plusfours. Vanaf 'Kuifje en de Picaro’s' uit 1976, draagt hij een broek met rechte pijpen. Moet dus van daarvoor zijn. De regenjas is van het model trenchcoat. Rond de tweede wereldoorlog de jas voor detectives en journalisten.
Het plaatje waar dit beeldje naar verwijst moet rond die tijd zijn getekend. Hij is kennelijk thuis, heeft een idee en wil meteen naar buiten. Pas in het zesde album ‘Het Gebroken Oor’ (uit 1937) zien we dat hij ergens woont. Aan het spaarzame meubilair en de altijd aanwezige oudere vrouwen met bezemstelen, moet dat ‘op kamers’ zijn geweest.
Eerdere avonturen beginnen meteen in het buitenland, deze handeling geeft me het gevoel dat het in België is. Ik denk opeens aan de Brusselse rommelmarkt op het Vossenplein, heel Brussels. Kuifje koopt daar een replica van een zeilschip waarmee het verhaal van ‘Het Geheim van de Eenhoorn’ uit 1943 begint. Er is geen album waarin zoveel bij de hoofdpersonen naar binnen en buiten gelopen wordt als in dit album. Ik tel zo al zestien plaatjes; op pagina 12 is 't het vijfde.