Klagend gepiep
Het waren felgekleurde houten plankjes met een handvat. Zo’n blad schoof je de boekenkast in als je er een boek uithaalde, om het op dezelfde plek terug te kunnen zetten. De kinderbibliotheek zat op de Laat, naast de Dominicuskerk, en er zat een strenge juffrouw bij de uitgang, die afstempelde: “Ik geloof niet dat dit een boek voor je is”. Iedereen had het gehoord.
Ik zorgde er altijd voor dat er in de boeken die ik meenam, plaatjes stonden. Je kon meteen zien waar het over ging, het maakte de tekst luchtiger, en er bestonden twee versies van het verhaal. Maar het belangrijkste vond ik de verbeelding van stukjes tekst. Waarom een tekenaar dat had uitgekozen, welke stijl hij had en of ik me daar in kon vinden. Favorieten waren Wim Bijmoer, Ernest Shepard, Carol Voges, Frans Lammers, Carl Hollander, H. Berserik of Eppo Doeve. Hergé, Jijé en Franquin waren natuurlijk veel swingender, maar dat waren stripverhalen en die hadden ze alleen bij de kapper in de leesmap.
Met dit plaatje van Paul die ‘s avonds naar beneden kwam omdat hij niet kon slapen, had ik geen moeite. Natuurlijk was die jurk ouderwets, maar wat een prachtig licht. Alsof hij heilig was, de onschuld zelve. Het had een foto kunnen zijn. Wel eigenaardig dat het felle licht nauwelijks voor schaduwen zorgde. Het onderschrift versterkte deze spookachtige sfeer: ”De deur ging zachtjes open met een klagend gepiep”. Nu ging het gebeuren. Dáár moest je meer van weten.
Zo voelt het om schuldbewust, ‘s nachts de trap af te komen om iets verschrikkelijks aan je moeder te moeten vertellen. Maar beter dat, dan maar niet te kunnen slapen. Ze weet altijd raad.
Illustratie: O. Geerling, uit “Een levenslustig Troepje” van E. de Pressense (1899)