Hoteldebotel
Hoe Fellini door m’n hoofd ging toen ik de overtocht maakte van de NDSM naar het Poortgebouw naast de Pontsteiger.
De ramen van de pont waren beplakt met een raster. Ik zocht een plek waar het toch nog doorzichtig was. Uitzicht: zeventiende eeuw, de silhouetten van driemasters steken af tegen het morgenlicht. De illusie van de wind in de zeilen te hebben om Oost-Indische oogst te exploiteren. Opeens reflecteert op het raam het Botelschip achter me. Het gebeurt in stilte, maar ik hoor bijna de langdurige diepdoffe klank van een scheepstoeter.
Dan zie ik weer dat grootse moment uit Fellini’s film ‘Amarcord’ voor me, waar midden in de nacht een fantoom het beeld in vaart. De bewoners van dit denkbeeldige Italiaanse kuststadje zijn ‘s nachts opgebleven om het moment mee te maken dat de ‘II Rex’ voorbij zal stomen. Alles speelt zich in het donker af; je weet niet of het een droombeeld is of de realiteit. Je ziet alleen maar lichtjes en, omdat er geen wind is, wel erg trage stoom uit de schoorsteenpijpen komen. Ultimo Cinecitta. Even komt de vooruitgang in beeld, de andere wereld waar ze naar smachten.
Een van de krachtigste elementen van verbeelding is de suggestie van iets dat we zien en in onze fantasie verder uitwerken. Fellini laat dat ook zien. Het schip is veel te groot en dichtbij om als echt over te komen en de golven zijn van landbouwplastiek. Daardoor was het draaien minder duur, maar het laat ook zien dat alles in een film maar make-believe is. Net als de gedachte dat een reflectie van het Botel geen hotel is, maar een gewone boot.