Goor
Op mijn slaapkamerdeur heb ik een stukje papier geplakt uit de titel van een boekrecensie: “het gore lef”. Sappige en stevige taal, zonder consequenties. Blaffende honden etc.; iedere ochtend weer een inspiratie.
Het gaat om de balans tussen het aanvaardbare en het groffe. Wanneer is onbeschoftheid nog te tolereren. Blaaskaken als Theo van Gogh en Hans Teeuwen waren ooit bakens in zee. De makers van het affiche voor de “Poverty Peep Show” lijken alles overnieuw te willen doen.
Of is er een nieuw tijdperk voor ranzige humor aangebroken? Uitgangspunt blijft hoe je zo’n boodschap zonder afkeer goed over laat komen. De ‘Poverty Peep Show’ affiche laat niets te raden over. Je zou dat ook ‘eerlijk’ kunnen noemen, want recht voor z’n raap is ook een onderdeel van de grofheid.
Maar het heeft ook een afstotend effect. Hoe ver kan je gaan om indringend te zijn en niet opdringerig te worden? Je de verbeelding ook wat ruimte laat? Ik denk dat daar de nuance voor nodig is. Suggesties werken beter. Maak de kijker medeplichtig. Die wordt daardoor medeverantwoordelijk. Wat je denkt als je iets smerigs te zien krijgt, is jouw eigen schuld. Jij hebt een ‘dirty mind’, de viezerik zit in jezelf.
De goorste affiche die Anton Beeke ooit maakte, was voor de voorstelling van “Troilus en Cressida”, uit 1980. “Hij snoerde de kont van een model in met leren riemen. De billen werden wit gepoederd en ze kreeg een staart. Het achterwerk en de vagina waren weerloos naar de kijker gekeerd” (- Bob Witman, “Dutch Posters 1997-2017”).
Ik heb bewondering voor het precieze scheurwerk op het rechterexemplaar. Het hing vlakbij het Concertgebouw, waar veel fatsoenlijke mensen wonen en ‘poverty’ niet het eerste is waar je aan denkt. Misschien dat iemand dat zo wilde houden en zich hier eigenlijk voor schaamde. Door die censuur zou ik nog nieuwsgieriger worden.